Verenkelen of verdubbelen 1
Verenkelen of verdubbelen 2
Verenkelen of verdubbelen 3
Verenkelen of verdubbelen 4
Verenkelen of verdubbelen 5
Verenkelen of verdubbelen 6
Woordpakket 1: herhaling 2de leerjaar
Woordpakket 2: verdubbelen
Woordpakket 3: verenkelen
Woordpakket 4: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 5: andere klank
Woordpakket 6: verenkelen, verdubbelen of andere klank
Woordpakket 7: woorden op –enen, -elen, -eren
Woordpakket 8: verkleinwoorden
Woordpakket 9: banaanwoorden
Woordpakket 10: ei / ij
Woordpakket 11: woorden met een hoofdletter / woorden op -uw
Woordpakket 12: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 13: verkleinwoorden
Woordpakket 14: rijmen / tweeklanken / -g
Woordpakket 15: -gt / -cht
Woordpakket 16: woorden maken / -cht / -je
Woordpakket 17: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 18: woorden met be- / ge- / ver-
Woordpakket 19: doffe klanken
Woordpakket 20: gemengde oefening
Woordpakket 21: woorden met ei / au / ui
Woordpakket 22: woorden met aai / ooi / oei / eeuw / ieuw
Woordpakket 23: ei of ij / au of ou
Woordpakket 24: gemengde oefening
Woordpakket 25: d of t / g of ch
Woordpakket 26: -nk / -ng
Woordpakket 27: ei / ij
Woordpakket 28: verenkelen of verdubbelen
Verenkelen of verdubbelen 2
Verenkelen of verdubbelen 3
Verenkelen of verdubbelen 4
Verenkelen of verdubbelen 5
Verenkelen of verdubbelen 6
Woordpakket 1: herhaling 2de leerjaar
Woordpakket 2: verdubbelen
Woordpakket 3: verenkelen
Woordpakket 4: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 5: andere klank
Woordpakket 6: verenkelen, verdubbelen of andere klank
Woordpakket 7: woorden op –enen, -elen, -eren
Woordpakket 8: verkleinwoorden
Woordpakket 9: banaanwoorden
Woordpakket 10: ei / ij
Woordpakket 11: woorden met een hoofdletter / woorden op -uw
Woordpakket 12: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 13: verkleinwoorden
Woordpakket 14: rijmen / tweeklanken / -g
Woordpakket 15: -gt / -cht
Woordpakket 16: woorden maken / -cht / -je
Woordpakket 17: verenkelen of verdubbelen
Woordpakket 18: woorden met be- / ge- / ver-
Woordpakket 19: doffe klanken
Woordpakket 20: gemengde oefening
Woordpakket 21: woorden met ei / au / ui
Woordpakket 22: woorden met aai / ooi / oei / eeuw / ieuw
Woordpakket 23: ei of ij / au of ou
Woordpakket 24: gemengde oefening
Woordpakket 25: d of t / g of ch
Woordpakket 26: -nk / -ng
Woordpakket 27: ei / ij
Woordpakket 28: verenkelen of verdubbelen